Mijn buurman, handige Harrie, vroeg mij of ik zin had om mee te gaan naar Stiphout voor het jaarlijkse rondje rond de kerk.

In eerste instantie dacht ik dat hij het over een religeuze manifestatie had....een processie of zoiets. Omdat het enige wat ik aan religie doe, de pintjes zijn, die ik weleens bij ‘Kerkzicht’ nuttig, had ik dus niet zoveel zin in Harrie’s uitnodiging.

Maar het bleek hier om een heuse wielerwedstrijd te gaan. Harrie is een groot wielerfanaat en had er natuurlijk al weken naar uitgekeken.

Ik had toch niets te doen, dus ik ging met hem mee naar Stiphout.

Onderweg vroeg hij of ik toevallig ook van golfen hield.

“Golfen? nee, da’s niets voor mij. Dan ben ik veel te snel ‘uitgeput’.” Hij keek me even bedenkelijk aan en vroeg toen of het dan alleen maar voetbal was, waar ik van hield.

“Ja, en ik heb zelf ook jarenlang gevoetbald. Ik schoot zelfs veel harder dan Gerrie van Aerle.”

“Je bedoelt waarschijnlijk Berry van Aerle,” dacht hij mij te verbeteren.

“Nee, ik bedoel zijn broer, Gerry....Berry schoot mij te hard.” zei ik bloedserieus. Harrie keek nog maar eens bedenkelijk naar me en zei toen:

“Mijn grote passie is altijd wielrennen geweest, en dat zal ook wel altijd zo blijven.” Eenmaal in Stiphout hadden we ons naar een mooi plaatsje vooraan weten te manoeuvreren. Hoe vaker de renners voorbij kwamen hoe enthousiaster Harrie werd.

Op een gegeven moment had ik het wel gezien en vroeg of hij een ijsje lustte. Toen ik daarna met de ijsjes terugkwam was Harrie druk bezig met het schoonmaken van zijn t-shirt.

Het bleek dat een wielrenner, in het voorbij gaan, zijn neus geleegd had. De sportman had zijn groene jongen midden op Harrie’s witte t-shirt geflatst. Ik gaf hem zijn ijsje en zei dat ie beter een groen t-shirt had kunnen aantrekken. Harrie reageerde hier verder niet op, want zijn aandacht werd weer getrokken door het peloton wielrenners dat met duvel en geweld in aantocht was.

En of die duvel er mee speelt....dat had Harrie weer, want er zat weer een grapjas tussen de grote sportmannen die de moeite niet kon nemen om even af te stappen om zijn neus in een fatsoenlijk zakdoekje te snuiten. Ik zag het gebeuren: Met één vinger op zijn ene neusgat toeterde de wielrenner zo hard hij kon door het andere neusgat. De pegel vloog even door de lucht en kwam precies op het ijsje van Harrie terecht...net op het moment dat hij er een hap van nam. Hij ging bijna over zijn nek en had meteen genoeg van dat wielrennen. Op de weg terug naar huis had Harrie niet veel te missen, dus om de conversatie een beetje op gang te helpen vroeg ik:

“Hoe doen die wielrenners dat trouwens als ze moeten pissen, Harrie?”

“Wat denk je zelf? Als je op dat moment aan de kant staat te kijken ben je de Sjaak...heb ik ook al een keer gehad, ik ging met een witte broek heen, en kwam met een gele terug.”

“Wat een smeerlappen, die wielrenners. Als ik jou was zou ik de volgende keer naar een schaakwedstrijd gaan kijken, Harrie. Daar heb je de grootste kans dat je weer met schone kleren naar huis gaat. Als die schakers tenminste hun paarden een beetje in bedwang weten te houden....”




Wielrennen