Het verhaal speelt zich af in een klein dorp, in de buurt van een grote stad, in de periode vlak na de tweede wereldoorlog.
De hoofdpersonen zijn in het begin van het verhaal twee jongens van dertien, en in het tweede deel ligt de nadruk meer op de ouders en worden ook de zussen van de jongens steeds belangrijker.
Het hele boek bestrijkt zo'n drie weken van de zomer.
Belangrijk voor het verhaal zijn de sprongetjes terug naar de oorlogsperiode.
De oorlogsgebeurtenissen in de stad en omgeving zijn historisch verantwoord, maar de personages zijn allemaal fictief.
Zonder het specifiek over seks te hebben komt er een klein beetje romantiek (kalverliefde) in voor, maar ook drama, spanning en ontroering, maar centraal blijft de humor.
Belangrijke onderwerpen in het verhaal zijn:
De vriendschap met een moeilijk benaderbare kluizenaar, hun eerste betaalde bijbaantje, gevaarlijke explosieven, joodse onderduikers, het verraad, ontluikende talenten, relatie met ouders, het geharrewar van de dorpse overheid over grondeigendommen, en de langzame afbrokkeling van het voetstuk waarop het instituut kerk en geloof eeuwenlang gestaan hebben.
Het boek laat zich daarom omvatten als een humoristische streekroman.

Of het de moeite waard is zal moeten blijken, maar ik heb zelf ontzettend veel plezier beleefd aan het schrijven van dit eerste boek.